PANNERDEN
Pannerden en omgeving is reeds sinds de oudheid bewoond. Dit is vooral aan de Rijn en de Waal te danken, via welke de Romeinen, Bataven, en Franken ons gebied binnen kwamen en hun sporen achter lieten.
In de Bijlandse Waard zijn unieke Romeinse resten gevonden. Zeker is dat er sinds het jaar 1000 permanente bewoning was in de omgeving die wij nu kennen als Pannerden (uit die tijd stamt ook de eerst bekende naamsvermelding). Het toenmalige Pannerden was een nederzetting rondom een versterkt huis, later ook wel bekend als het kasteel Scathe of Bijland (Heukelumshof). In 1284 werd Pannerden door de proost van Luik verkocht aan het kapittel van Emmerik en kort daarop in erfpacht uitgegeven aan Willem Doys, die ook het kasteel Scate of Byland bij Pannerden van de graaf van Kleef in leen had. Zijn kleindochter Sophia trouwde met Willem, heer/graaf van Bergh. Deze Willem werd daarmee in 1346 heer van Pannerden, dat tot 1801 een leen van de heren van huis Bergh bleef. In ca 1801 kocht Carel Herman van Nispen met mr. Hoevel de heerlijkheid Pannerden (goederen en rechten), die tot op dat moment in het bezit van de familie Bergh waren geweest. Aan de andere zijde van de toenmalige Rijn (nu Oude Rijn) tegenover Pannerden lag de buurtschap Leuffen. Dat gebied viel onder het Ambt Liemers en maakte tot 1816 deel uit van het voormalige hertogdom Kleef. Regels door de Gelderse Staten vastgesteld waren in Kleefs gebied niet bindend. In het Gelders-Kleefse grensgebied leidde dat met betrekking tot de aanleg van kribben in de (Oude) Rijn tussen het Berghse Hoofd in Pannerden en het iets verderop gelegen eilandje Kandia tot onenigheid tussen de Graaf van den Bergh en de dijkstoel van de Liemers. De onvrede over de bekribbing aan Liemerse kant bracht de Berghse lieden er toe, dat zij in de jaren 1681-1682 aan Kleefse zijde 'eenige kribben hebben wegh gehouwen ende het holt daer van doen verbranden'. De irritaties daarover bleven tussen beide partijen bestaan en in 1699 kwam dat tot een uitbarsting. Het jaar 1817 is een keerpunt, het (toen nog Pruisische) Gelders Eiland werd bij het Koninkrijk der Nederlanden gevoegd en Pannerden werd een zelfstandige gemeente. Op 21 oktober 1879 verleende koning Willem III Pannerden een eigen gemeentewapen, waarop een steenoven centraal staat. Ook heeft Willem III de bouw van fort Pannerden mogelijk gemaakt, één van de belangrijkste forten van Nederland. Inde twintigste eeuw zijn de twee meest belangwekkende gebeurtenissen de overstroming van 1926 en de Tweede Wereldoorlog. Bij beide gebeurtenissen heeft Pannerden flink geleden. In 1985 houdt Pannerden op te bestaan als zelfstandige gemeente.
KERK EN KERKELIJK LEVEN
Niet bekend is wie het christendom in Pannerden heeft gebracht, de mogelijkheid is niet uitgesloten dat het St. Willibrord zelf is geweest. Het is vrij zeker dat Pannerden al vóór het jaar 1000 een kerkje bezat. Pannerden wordt al genoemd in een akte van Balderik die van 951 tot 959 bisschop van Utrecht was. Het eerste kerkje moet een houten gebouwtje zijn geweest, dit was het materiaal dat dicht bij huis te vinden was. Na het jaar 1000 is men overgegaan tot het gebruik van tufsteen waarvan de toren is gebouwd, deze steensoort is tot ca 1300 toegepast. Op het eind van de 13e of in de 14e eeuw moeten er intensieve bouwactiviteiten hebben plaats gevonden. Volgens oude prenten uit de 18e eeuw is te zien dat het kerkje in de gotische stijl is gebouwd terwijl de toren duidelijk romaanse vormen vertoont. De gothiek, afkomstig uit Frankrijk, drong in onze streken door op het eind van de 13e eeuw. Wanneer men in Pannerden het oude gotische kerkje gesloopt heeft is niet te zeggen, mogelijk tussen 1300 en 1400. Hoe de kerk er in de middeleeuwen uit heeft gezien is niet bekend.
Tot ongeveer 1580 had de reformatie voor Pannerden en omliggende dorpen zo goed als niets te betekenen. Na 1580 werd ook Pannerden in het strijdgewoel betrokken. Prins Maurits, die zijn hoofdkwartier te Zevenaar had gevestigd, legde een lange verdedigingslinie aan vanaf de vesting Huissen, over kasteel Doornenburg, de enorme vesting Schenckenschans op het punt waar Waal en (thans) Oude Rijn zich splitsten bij Lobith.
In 1598 kwam de Spaanse bevelhebber Mendoze opzetten met een leger van 25.000 man en bezette de Elterberg. Van hier af beschoten zij langdurig de stellingen en richtten enorme schade aan huizen en kerken aan tot voorbij Oud-Zevenaar.
In 1599 wist prins Maurits de Spanjaarden tot aftocht te dwingen en nu kwam ook Pannerden onder de regering van de Staten van Holland. Vrijwel onmiddellijk begon men de plakkaten van 1581 toe te passen; alleen de gereformeerde godsdienst mocht in het openbaar worden uitgeoefend.
Rond 1600 moet de kerk aan de gereformeerden zijn toegewezen. De kerk werd direct ingericht naar eigen opvattingen; altaren, beelden, schilderingen, alles moest weg en is voorgoed verdwenen. Priesterkoor en kerk werden hol en leeg. Na ca. 150 jaar in het bezit te zijn geweest van de gereformeerden en geen onderhoud te hebben gepleegd ligt de kerk er troosteloos bij. Wat deze gevolgen waren kunnen wij zien op de prent uit 1742, het schip is geheel ingestort of is uit veiligheidsoverwegingen gesloopt.
pentekening door Jan de Beyer 1742
De kerk is sterk verwaarloosd, van de kerk staat alleen nog het gotische koor. Het schip is ingestort en op die plaats heeft men een school gebouwd.
Tegen de toren aan zien we nog ruïnebrokken van het verdwenen kerkschip. Originele pentekening is in het bezit van Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie Den Haag.
Rond 1771 was er sprake van zogeheten schuilkerken, oftewel geheime Katholieke kerken in boerenschuren, kelders van een groot gebouw (kasteel e.d.). Ook in Pannerden, waar de stamvader van de schrijver dezes woonde, bestond zo'n Roomsche schuilkerk waar 'Stoute Paapsigheden' plaatsvonden. Naar de exacte locatie van deze voormalige schuilkerk werd lang gegist. Uit de Archieven van Huis Bergh bleek waar de kerk ongeveer gestaan moest hebben (Rijnsche Pol). Op een oude landkaart (L. Schenk: 1771 naar de situatie in 1753) de exacte locatie, zodat we nu echt weten waar onze voorouders te kerke gingen in Pannerden in die dagen.
In de verdere verloop van de 18e eeuw veranderde er aan de kerk niets, het verval werd nog ernstiger. In 1795 werd het kerkgebouw door de katholieken weer in het bezit genomen, in 1797 is de kerk officieel in handen van de katholieken gekomen. De katholieken, nu weer in het bezit gesteld van de eeuwenoude kerk, stonden hiermee tegelijkertijd ook voor de haast onmogelijke taak dit totaal verwaarloosde gebouw te herstellen. Tot 1813 is er niets te vernemen van enige bouwactiviteiten. Tussen 1813 en 1870 zijn er bijna jaarlijks mededelingen te vinden over reparaties aan kerk en toren. De oude kerk heeft er gestaan tot 1877.
Locatie van de schuilkerk Rijnsche Pol, op een oude landkaart (L. Schenk: 1771 naar de situatie in 1753)
KELK
Geschonken door M.C.V. Bemmel aan de R.K. Kerk Pannerden in het jaar 1832
MONSTRANS
Geschonken door M.C.V. Bemmel geboren van Delwig aan de R.K. Kerk Pannerden in het jaar 1827
Maria Clara von Delwig was de laatste bewoonster van (kasteel) De Doornenburg.
Voor meer informatie klik dan op onderstaande link.
Na de ontrekkening van de Martinuskerk uit de goddelijke eredienst zijn deze twee stukken ondergebracht in het museum van kasteel Doornenburg.
In 1875 werd besloten tot de bouw van een nieuwe kerk over te gaan. Als architect koos men Alfred Tepe te Utrecht. Tepe, te Amsterdam in 1840 geboren, was een architect die een geheel nieuwe stijl ontwikkelde, de neo-gothiek. Tepe liet zich inspireren door de laat middeleeuwse Nederrijnse en Westfaalse gothiek, hij liet decoratieve elementen achterwege en had een buitengewoon scherp gevoel voor de juiste verhoudingen. Ook de inwendige van zijn kerken is opvallend door eenvoud. Tussen 1873 en 1905 bouwde Tepe zeventig katholieke kerken in Nederland, waarvan drie op het Gelders Eiland: de kerken van Pannerden, Herwen en Lobith. In 1878 is de nieuwe kerk door mgr. Schaepman ingewijd.
Het gebouw ligt op een terp, die in de loop der eeuwen steeds is opgehoogd en is uitgebreid. Aan de zuid-westzijde, zijde van de kosterstraat is het hoogteverschil nog duidelijk te zien. De plaats waar nu het schuttersgebouw van Claudius Civilis staat, is omstreeks 1870 ten behoeve van de bouw van een school opgehoogd. Hierdoor is er een vlak geheel met het dorpsplein ontstaan. Het ophogen van de terp en het hoger aanleggen van de vloer van de kerk heeft niet kunnen voorkomen dat de kerk tijdens de watersnoodramp van 1926 enkele dagen ca. 30 cm onder water heeft gestaan.
Geheel Pannerden is onder water komen te staan, foto geeft duidelijk aan hoe hoog het water in de kerk heeft gestaan.
Aan de noordzijde van de toren is een gedenksteen geplaatst met de namen van de gevallenen uit de tweede wereldoorlog. De kerk is tijdens deze oorlog niet gespaard gebleven, de oorspronkelijke glas in lood ramen zijn verloren gegaan en de torenspits is geheel verwoest. Bij de herbouw is een veel lagere dakopbouw aangebracht.
SPITS
Een foto uit 1930, toren nog met hoge spits. Op het eind van de tweede Wereldoorlog is de spits en een deel van de toren verwoest.
De oorlog heeft een verwoestende invloed gehad op de kerk.
Met name de torenspits is geheel verloren gegaan.
Het resultaat na de oorlogsjaren.
Het oorlogsmonument voor de gevallen slachtoffers welke nabij de hoofdingang is geplaatst
De gewijzigde vorm van de torenbeëindiging is duidelijk zichtbaar afwijkend t.o.v. de oorspronkelijke spits.
Tijdens de tweede wereldoorlog in 1943 werden de klokken door de duitsers geroofd.
De oudste klok stamt uit 1805, Pastoor Adrianus Jansen zorgde dat deze Klok in de toren kwam. Deze had als inscriptie: “Ten dienste en op kosten der Gemeente Pannerden ben ik gegoten. Alexis Petit me fecit anno 1805. Pastoor Wagenberg heeft ervoor gezorgd dat in 1875 de tweede klok werd geplaatst. Deze klok is gegoten door A. Rodenkirchen uit Deutz bij keulen.
Linksonder een foto van de huidige klok welke op 10 januari 1948 door de parochianen aan Pastoor Brugman werd aangeboden. Van de toegekende oorlogschadevergoeding werd een tweede klok aangeschaft.
Bij de restauratie van de toren in 1967 ontdekte men dat de tufstenen binnen-toren nog zeer gaaf was. Alle baksteen werd voorzichtig weggehaald en zo kwam het portaal van de bijna 1000 jaar oude toren weer voor de dag. De tufstenen toren dateert van vóór 1350. Aan de linkerzijde is nog een deel van de trapopgang van de oude toren zichtbaar. Een deel omdat oorspronkelijk de toreningang één meter lager heeft gelegen. Dit is duidelijk te zien aan de hoogte van de nissen c.q. romaanse ramen en de boog in de tufstenen muur. De tufstenen toren is in de tijd van de bouw van de kerk in 1878 aan de buitenkant bekleed met bakstenen zodat er overeenkomstig de kerk een neo-gotische toren in zes geledingen ontstond.
De kerk is in 1968 grondig gerestaureerd, hierbij is de eerste zolder in de toren weggelaten waardoor we nu op de hoogte van de voormalige zolder de nissen kunnen zien waarin in de tijd van de reformatie de heilige vaten werden verborgen. Tijdens deze restauratie is er ook een ingang aan de zuidzijde, de Kerkstraat gerealiseerd.
De oude panelen van de voormalige preekstoel zijn terug te vinden in de balustrade van het koorbalkon. Op het koorbalkon staat het kerkorgel welke bij gelegenheid van het 25-jarig huwelijksfeest door de invloedrijke steenbakkers familie Terwindt in 1886 is geschonken. Het priesterkoor is sinds enige jaren voorzien van een altaarstuk dat afkomstig is uit het klooster van de zusters van Stein.
Op de foto boven is het kerkorgel afgebeeld welke in 1886 is geschonken, rechts een afbeelding van het altaarstuk en het kunstwerk door Dries Engel te Maastricht uit 1964. “Taferelen uit het leven van St . Joseph”.
Het deel van het oude kerkhof wat direct grenst aan het dorpsplein is tijdens de herinrichting van het centrum in 1998 veranderd in een Franse tuin.
Foto uit 1952,
afbeelding met het oude kerkhof grenzend aan het Dorpsplein
Begin 2000 is het binnenschilderwerk grondig aangepakt, is er nieuwe verlichting boven het altaar aangebracht en is de geluidsinstallatie geheel vernieuwd en zijn er voorzieningen getroffen voor slechthorenden
Huidige toestand van de Heilige Martinuskerk.
Het gebouw kent een aanzienlijk achterstallig onderhoud wat een uitdanging geeft voor de toekomstige herbestemming van het gebouw.
Tijdlijn parochie.
Ongeveer vanaf de Tachtigjarige oorlog zijn er namen bekend van pastoors in onze parochie. In 1572 weet pastoor van Heerde te vertellen “De Geuzen kwamen dikwijls in de kerspel (parochie) en haalden grote kudden koeien, paarden en ossen weg en alles wat zij maar aantroffen, zodat de schamele huisman (=arme boer) al misgelden moest.
Dat het katholieke geloof hier behouden bleef is vooral te danken aan de priesters die, in het geheim, vanuit Hulhuizen naar Pannerden kwamen om de sacramenten toe te dienen. Want Hulhuizen hoorde bij de heren van Kleef. Na 1650 werden de katholieken brutaler en ging men zelfs met de steun van de heer van Huis Bergh een kerkje bouwen in de Pannerdense Waard.
De namen van veel priesters uit die tijd zijn verdwenen. Alleen de namen van de eerwaarde heer Immerman en Rutger Berber zijn nog gevonden.
In 1795, dus bijna 200 jaar na de overname door de protestanten, drongen de katholieken de kerk binnen en begonnen met geweld de klok te luiden en na nog enkele jaren van strubbelingen werd de kerk in 1797 weer overgedragen aan de katholieken. De nieuwe pastoor heette Adrianus Jansen.
De protestanten wilden hun bezit graag terug en schreven in 1801 brieven naar Koning Lodewijk Napoleon en later naar koning Willem I. Dit duurde voort tot 1819, toen werden de hervormden te Pannerden (zegge en schrijven 5 personen) gecombineerd met de hervormde gemeente Herwen en Aerdt.
Maar ook daarna bleven de hervormden aandringen op teruggave van hun bezittingen. Uiteindelijk besliste koning Willem I op 17 januari 1830 dat wij fl. 17.000,-- aan de hervormden moesten betalen. De katholieken konden aan deze eis onmogelijk voldoen. Tenslotte kwam op 11 oktober 1831 het gunstige besluit van de koning dat er fl. 2000,-- werd kwijtgescholden en dat de tijdelijke pastoor van Pannerden jaarlijks een toelage van fl. 400,-- uit de schatkist zou ontvangen.
Het kerkbestuur van Pannerden stond tot 1834 sterk onder invloed van de adellijke familie Van Nispen tot Pannerden, die het opperbestuur van de kerk tot haar geërfde feodale rechten rekende. Bovendien waren de meeste kerkenraadsleden pachters van de in Zevenaar wonende Carel van Nispen tot Pannerden, dus drong zijn invloed door tot in de verst verwijderde kerkbanken
1830-1845 Pastoor Johannes Antonius Godschalk
Hij had van 1835 – 1845 problemen rond het nieuwe reglement op het kerkbestuur. Deze pastoor maakte op kleine briefjes met minutieus klein handschrift allerlei aantekeningen over datgene wat hij in die dagen belangrijk vond.
1845-1848 Pastoor Theodorus Brouwer
1848-1874 Pastoor Johannes Fredericus Schlosser
1874-1889 Pastoor Johannes Nicolaas Wagenberg
Zoals al eerder gezegd dateert de huidige kerk uit 1878 en op 27 juni van dat jaar vond de plechtige kerkconsecratie plaats. Het was de belangrijkste onderneming uit het pastoraat van pastoor Wagenberg. Volgens het oude ritueel was de consecratie van een kerk een zeer langdurige en ingewikkelde plechtigheid en een priester die er eenmaal aan had deelgenomen, hoopte zoiets zijn gehele leven nooit meer te beleven.
1889-1925 Pastoor Roelofs
Hij was de bouwheer van de voormalige grote pastorie, dat grote vierkante blok dat bij veel parochianen nog wel bekend is. Bij de afbraak van deze pastorie vond men in de fundamenten een perkamenten oorkonde waarin o.a. staat dat de pastorie in 1891 werd gebouwd voor de som van fl. 4.260,--.
1925-1959 Pastoor Brugman
Zijn beleid in de zielzorg bleef van begin tot eind van zijn pastoraat onveranderd. “Wat vroeger goed was, is ook goed voor vandaag.” Was een van zijn lijfspreuken.
Hij maakte in 1926 de watersnoodramp mee, waarbij ook kerk en pastorie waterschade opliepen maar er geen levens te betreuren vielen.
Ook tijdens de tweede wereldoorlog moest hij meemaken dat in begin 1943 eerst de klokken uit de toren werden gehaald en dat in september 1944 de toren werd opgeblazen.
1959-1962 Pastor Theodorus Scholten
Nadat pastoor Brugman, oud, moe en geheel versleten Pannerden had verlaten en zich met zijn beide huishoudsters te Elten had gevestigd, werd Theodorus Scholten tot pastoor van Pannerden geïnstalleerd. Deze vertrok in 1962 naar Lettele, een dorp in Overijssel.
1962-1964 Pastoor Mattheus Paanakker
Hij was een energiek man die zich vanaf de eerste dag inzette voor de vooruitgang van Pannerden.Hij ontwikkelde grote bouwplannen. Hij stelde met het kerkbestuur vast dat kerk en toren aan een enorme restauratie toe waren. En omdat hier in Pannerden in die jaren veel woningen werden gebouwd kwam het plan op tafel om de kerk maar af te breken en een nieuwe grotere te bouwen. Het kerkbestuur ging al over tot de aankoop van gronden tegenover de pastorie. Ook de pastorie was te ver heen, zodat restauratie enorme sommen zou gaan kosten. Er zou dus ook een nieuwe, moderne pastorie worden gebouwd. Paanakker overleed echter plotseling in 1964. Bij zijn dood was de pastorie al in aanbouw, de plannen met de kerk waren nog luchtkastelen.
1964-1987 Pastor Effing
Pastoor Paanakker werd opgevolgd door pastoor Frans Effing, die in Pannerden dus niet bepaald in een opgemaakt bed kwam. Op 20 juli 1965 werd de pastorie door de toenmalige deken Frank ingewijd. De oude pastorie werd in 1968 gesloopt.
Het plan voor de nieuwe kerk liet men maar varen, de aangekochte gronden werden weer verkocht.
Er werd na veel vijven en zessen besloten tot een radicale modernisering. Dit om aanpassing met de moderne inzichten in de liturgie tot stand te brengen.
In september 1967 begon men met de werkzaamheden die duurden tot maart 1968. En op de 22e van die maand werd ’s avonds om zeven uur de kerk met feestelijke plechtigheid officieel weer in gebruik genomen.
Tot die tijd waren er behalve de pastoor, ook altijd 1 of 2 kapelaans in de parochie. Tijdens het pastoraat van pastor Effing verdween ook in Pannerden de laatste kapelaan.
Pastor Effing begon aarzelend met het opzetten van werkgroepen. Hij was weliswaar voorzitter en lid van elke werkgroep, maar toch. Onder zijn bezielende leiding ontstond “de nieuwe parochie”. Er werden lectoren gevraagd en hij durfde het aan om soms leken, uit zijn werkgroepje liturgie, te laten voorgaan. Hij zei altijd: “stel dat ik zondagmorgen mijn been breek, wat dan?”
1987-1993 Pastor Schrijver
Op 30 juni 1987 werd Pastor Effing opgevolgd door pastoor Schrijver die werd benoemd voor de parochies Herwen & Aerdt en Pannerden.
In Herwen & Aerdt had men op dat moment geen pastoor.
Pastor Schrijver vond voorgaan door leken niet zo gepast, zolang hij er als priester was. Dus werkten de bestaande werkgroepen op een laag pitje en stopten soms helemaal.
Pastor Schrijver vertrok op 22 augustus 1993.
Vanaf die tijd werd deken Antonissen benoemd tot waarnemend pastoor.
Tijdelijk, tot er een nieuwe pastoor zou worden benoemd.
Hier begint ons 10-jarig priesterloos parochie-zijn.
Vanaf augustus 1993 ging Ties Bosch, een priester-student late roeping uit ons dorp, stage lopen in de parochies Herwen & Aerdt en Pannerden.
Ook toen begon men met het wisselen van de aanvangtijden van de zondagviering, die echter na 5 weekenden weer werden teruggedraaid.
Ook in augustus 1993 werd onze parochie geadviseerd om, behalve op bestuurlijk niveau, ook op pastoraal gebied nog meer tot samenwerking te komen met de parochie Herwen & Aerdt. En daarnaast te gaan samenwerken met de parochies Lobith en Spijk.
In 1994 worden we Scenario C- parochie. Wij vragen hulp bij onze buurtparochies als het gaat om diensten b.v. bij overlijden. De weekenddiensten worden dan al door pater Gosselink voorgegaan, en ook doopt hij onze kleinste parochianen.
Er wordt gesproken over een nieuwe bewoner op de pastorie. “Dit zal een pastor zijn die geen benoeming krijgt in onze parochie en met emeritaat is gegaan.”
Pastor Wissing betrekt begin mei 1995 de pastorie en begint zijn werkzaamheden in augustus.
Op 29 april van dat jaar wordt Ties Bosch tot priester gewijd. Hij gaat voor in een Eucharistieviering in Pannerden op 7 mei. In 1996 wordt voor een nieuwe bestuursvorm gekozen. De parochievergadering verdwijnt bij gebrek aan leden. Er komt een parochiebestuur met werkvelden zoals die ook nu nog bestaat.
In de jaren daarna wordt het steeds moeilijker om het werk in de parochie rond te krijgen. Pastor Wissing vertrekt door ziekte.
Steeds meer wordt van bestuur en werkgroepen gevraagd. Behalve avondwaken start men ook met uitgeleidevieringen. De doopvoorbereidingen worden door leken overgenomen.
De voorbereiding op 1e Communie en Vormsel worden door de betreffende werkgroepen en ouders gedaan.
Onderhoud van gebouwen en tuinen wordt door een enthousiaste groep mensen ter hand genomen. Versiering en schoonmaak gebeurt beter dan ooit.
Dus, ondanks het teruglopende aantal kerkgangers, is de betrokkenheid van de parochiaan stukken verbeterd.
Na jaren van intensief overleg wordt op 11 mei 2000 de samenwerkingsovereenkomst van het Gelders Eiland getekend.
Dit met de bedoeling om een priester en een pastoraal werker op het Eiland te krijgen. Als ook dit niet lukt, wordt ons aangeraden contact te zoeken met het samenwerkingsverband Zevenaar. Vanaf juli 2001 zijn wij in gesprek geweest en uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een samenwerkingsovereenkomst met Zevenaar op 31 maart 2003.
Gegevens "historie" op deze website zijn gebaseerd op:
- uitgave “De geschiedenis van de kerk en de parochie van de H. Martinus” door J.H. Breuking, 1978 ISBN 90 6316 011 2
- archief parochie Pannerden
- notities dhr. B. Jansen
- foto's Liemers museum
- Gelders Archief
- Kerkfotografie.nl
Afbeelding H. Martinus verwerkt in een wandkleed aangeboden door de dames Van de Velde op 7 september 1986.
Voor meer informatie over herbestemming van de Martinuskerk neem dan contact op met de werkgroep via het contactformulier.
Contact